Dikke nekken

Een donkergetinte man staat voor de geldautomaat op station Brussel-Noord. Samen met mijn echtgenoot en jongste zoon sluit ik aan in de rij. De man kijkt even naar Lucas, en werpt mij dan een verwijtende blik toe. "Pourquoi il ne dit pas bonjour?" vraagt hij. "U moet uw zoontje zo opvoeden dat hij gedag zegt tegen vreemden. Wij vluchtelingen zijn ook mensen."

Kelly Keasberry

Terwijl Lucas verbaasd toekijkt, leg ik uit dat mijn zoontje niet verplicht is vreemden te begroeten. Als hij bonjour zou moeten zeggen tegen alle 60.000 mensen die zich rond de jaarwisseling op het Brusselse plein verzamelen, zou hij wel even zoet zijn. De man is duidelijk niet opgezet met mijn reactie. Furieus begint hij te fulmineren. "Omdat mensen zoals jij je kind niet leren onbekenden te groeten, zullen wij elkaar nooit leren kennen!"

Flamands
"Désolée", zeg ik. Niet om mijzelf te verontschuldigen, maar uit piëteit met zijn gevoel in deze anonieme stad niet te worden gezien of gehoord. Zeker als vluchteling. Dat moet zuur zijn, dat kan ik begrijpen. De man herhaalt mijn woorden. Spuwt ze uit in mijn gezicht. Zijn vuisten ballen samen van woede. En daar sta ik, nog altijd niet begrijpend waar ik schuldig aan ben, behalve dan dat mijn zoontje geen bonjour zei.

"Misschien moeten we even ergens anders gaan staan", suggereert mijn man in het Nederlands. Dat blijkt olie op het vuur. Bij het horen van de Nederlandse taal explodeert de man. "Flamands!" begint hij te schreeuwen. "Racistes! Bart De Wever!" Ik doe nog een halfslachtige poging hem uit te leggen dat wij Nederlandstaligen niet allemaal hetzelfde zijn. Zelfs in Antwerpen stemt niet iedereen op Bart De Wever, en veel mensen zetten zich in voor vluchtelingen.

Racisten
Vergeefse moeite, zo blijkt. "Jullie Vlamingen zijn allemaal racisten. Jullie denken dat je beter bent dan iedereen, omdat je werk en geld hebt. Maar wij zijn allemaal Belgen. De vluchtelingen, de Franstaligen, de mensen die Nederlands spreken. Wij zijn allemaal mensen van vlees en bloed! In een land moet je elkaar steunen. Maar jullie steunen niemand. Jullie willen het land splitsen met geen enkel ander doel dan alles voor jezelf te houden. Dikke nekken!"

Terwijl hij dat woord blijft schreeuwen, voel ik hoe een hand me beetpakt en meetrekt. Het is mijn echtgenoot. "Kom, we gaan ergens anders geld halen." Vanuit de donkere nacht galmt het nog na: dikke nekken, dikke nekken, dikke nekken.

Vreemdelingenloketje
Bij het volgende geldautomaat overtuig ik Lucas, die inmiddels wit is weggetrokken, van zijn onschuld. Deze man is gewoon boos. Hij zoekt een subject voor zijn volkomen begrijpelijke en gerechtvaardigde woede. Jammer dat hij niet bereid was even naar ons te luisteren. Dan had ik hem verteld dat wij geen echte Vlamingen zijn; zelfs geen Belgen. Dat ook wij regelmatig moeten aansluiten voor het vreemdelingenloketje. Ik zou hem hebben verteld over het artikel dat ik deze week had geschreven over herbergzaamheid en over mijn preken in migrantenkerken. Maar voor deze man, die zelf niet wenste te worden gediscrimineerd, vertegenwoordigden wij de vijand. Dé Vlaming: racistisch, separatistisch, trots en fan van Bart De Wever. Kortom, dikke nekken. Misschien moeten we inderdaad hoognodig eens bonjour tegen elkaar gaan zeggen.

Reacties