Vreemde vanzelfsprekendheden

Boekrecensie

Ben ik nu gek, of is de wereld waanzinnig? Die vraag achtervolgt Meursault in De Vreemdeling van de Franse schrijver Albert Camus. Meursault is een zonderling die de wereld anders ervaart dan de mensen om hem heen. Dat afwijkende wereldbeeld kan op weinig begrip rekenen. Uiteindelijk brengt het hem zelfs tot in de dodencel.

Kelly Keasberry

Hoofdstuk één begint met een simpele constatering: "Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren, ik weet het niet". Meursault houdt een telegrambericht in zijn handen. Nadat hij zijn hoofd over de exacte datum heeft gebroken, slaat hij aan het plannen. Om twee uur zal hij de bus nemen; het tehuis ligt op twee kilometer van het dorp. Als een snelle rekenmachine calculeert zijn brein de situatie in.

Glimmende schroefjes

Het uitvaartcentrum dat hij even later binnenstapt, fascineert hem. "Als meubels stonden er wat stoelen en wat schragen in de vorm van een X", beschrijft Meursault. "In het midden rustte op twee ervan de kist met het deksel erop." De glimmende schroefjes zitten slechts losjes in de kist gedraaid. Wel irritant dat de lampen zo fel weerkaatsen op de witte muren. Als het personeel vraagt of Meursault zijn moeder wil zien antwoordt hij ontkennend, maar wel vraagt hij of de lampen uit kunnen.

Met de pen van een meester beschrijft Camus hoe Meursault de wereld ziet. Dat doet tamelijk autistisch aan. Meursault heeft een fascinatie voor cijfers, patronen en details. Sterke prikkels als licht en geluid worden door hem fysiek ervaren, waardoor hij er al snel moe van wordt. Maar rouwen om je overleden moeder of je vriendin liefhebben? Hoewel de wereld zulke gevoelens van hem lijkt te verwachten, komen die niet in hem op. Niet omdat hij dat niet wil, maar omdat het "normale" voor Meursault allesbehalve vanzelfsprekend is.

Kreten van haat

Dat hij in de gevangenis belandt, hangt ook samen met dat andere wereldbeeld. Als een Arabier hem achtervolgt, richt Meursault zijn pistool op hem. Hij schiet. En nog eens. Waarom hij dat precies heeft gedaan kan hij achteraf niet verklaren. Evenmin dringt het besef door dat hij een moord heeft gepleegd. De wereld is simpelweg zoals ze is. Meursault slijt zijn dagen in de gevangenis, waar hij stoïcijns zijn lot ondergaat. En waar hij een aalmoezenier tot wanhoop drijft door hem de toegang tot zijn cel te ontzeggen.

Met die aalmoezenier zou je bijna medelijden krijgen. Hij doet de ene na de andere poging om door dat stoïcijnse pantser heen te breken. Vergeefs. Elke poging werpt alleen maar een sterker licht op het grote verschil tussen beide mannen. Voor de aalmoezenier moet het leven zinvol zijn. Hij kan zich eenvoudigweg niet voorstellen hoe de mens zou kunnen leven zonder God, hemel, hoop en betekenis. Meursault aan de andere kant, vraagt zich af waarom een mens die zaken wél nodig zou hebben. Hij stelt zich tevreden met wat is. Met de kleuren die het gezicht van de hemel vervagen, met de intensiteit van de fysieke sensaties die hij ervaart en met het wachten. Op zijn uitvaart hoeven geen tranen te vloeien. Liever dan te worden geliefd, hoopt hij dat er na zijn dood kreten van haat zullen klinken.

Absurdisme

Hoewel De Vreemdeling (L'Etranger) vaak wordt gezien als een existentialistische parabel, verzette Camus zich tegen het existentialisme. Meer heil zag hij in het absurdisme, een filosofische stroming die stelt dat het leven in essentie geen betekenis heeft, dat het zinloos is de wereld te willen verklaren en dat het lijden voortkomt uit de menselijke behoefte om zin en betekenis te willen geven aan het bestaan.

Dat Peter Verstegen 77 jaar na dato met een nieuwe vertaling komt, hoeft niet te verrassen. Ook vandaag heeft dit meesterwerk nog niets aan zeggingskracht ingeboet. Waarom behoor je te huilen op een begrafenis? Waarom veinzen mensen medeleven of interesse? Waarom zijn we gerustgesteld als een moordenaar spijt betoont? En waarom zou je de dood tegemoet moeten zien met vrees ofwel vertrouwen? Camus plaatst grote vraagtekens bij dat alles. Meursaults vreemdelingschap bestaat erin dat hij zich onttrekt aan alle vanzelfsprekendheden die we zo gretig voor lief nemen. Dat roept de vraag op wie nu eigenlijk de ware vreemdeling is. Meursault, of toch les autres?

Albert Camus, De Vreemdeling (oorspronkelijke titel L'Etranger, vertaald uit het Frans door Peter Verstegen), De Bezige Bij Amsterdam 2019, 140 blz.


Reacties