Boekrecensie

Sfeer van geweld
De jonge Alan Noland groeit op in een sfeer van geweld. Terwijl zijn moeder de tijd doodt met het kijken van tv-programma’s voert vader Noland een schrikbewind. Zo moet Alan zijn handen op het granieten aanrechtblad leggen als hij er niet in slaagt om zijn veters te strikken. Hij wordt dan net zolang met een bamboestokje op de vingers geslagen totdat het wel lukt. Verkrampt door de pijn probeert Alan de klus te klaren. Vergeefs. Door zijn gezwollen vingers wordt het strikken alleen maar moeilijker. Gelukkig schiet broer Phil hem stiekem te hulp. Als vader Noland de gestrikte veters ziet, kan er nog net een goedkeurend knikje vanaf.
Het liefst zit vader Noland boven, waar hij uren doorbrengt achter zijn schrijfmachine. Pas vele jaren later zal blijken dat hij een schat aan oorlogsherinneringen heeft uitgetikt. De Arend en het Kamerolifantje, zoals Alan zijn ouders spottend noemt, houden het niet lang met elkaar uit. Als ze gaan scheiden, worden de kinderen ondergebracht in een instelling. Maar ook daar blijven de spoken van zijn vader Alan achtervolgen.
Zwarte bladzijde uit de geschiedenis
Op beklemmende wijze reconstrueert Alfred Birney een zwarte bladzijde uit de geschiedenis; een verhaal dat in Nederland lange tijd onderbelicht bleef. Tijdens de Dodenherdenking op 5 mei worden jaarlijks de slachtoffers van de Shoah herdacht. Maar wie staat er stil bij het vele bloed dat is vergoten in Nederlands-Indië? In dat opzicht komt Birneys werk als geroepen. Het boek is niet alleen in literair opzicht zeer geslaagd, maar bevat ook een nauwkeurige reconstructie van de geschiedenis. Het werd bekroond met de Libris Literatuurprijs 2017 en de Henriëtte Roland Holst-prijs 2017.
De tolk van Java begint met de bitterheid van een zoon tegen zijn vader. Alan Noland is achtergebleven in de Hollandse vrieskou met een rugzak aan emotionele bagage terwijl zijn vader in Spanje zit. Het enige tastbare dat hem rest is het uitputtende typewerk van zijn vader. Een erfenis waar Alan de strijd mee aan besluit te gaan. Dat gebeurt in de vorm van een dialoog. Zo voorziet Alan losse passages uit het verhaal van zijn vader van spottend commentaar. Gaandeweg verandert die toon. Alan laat zijn vader steeds vaker onbelemmerd aan het woord, en steeds meer transcendeert hij in een verhaal dat ook het zijne is.
Gewetenloze gevechtsmachine
Arto Nolan (aanvankelijk zonder d) werd geboren op het Indonesische eiland Java. Zijn moeder was een Chinese, zijn vader een Indo van gemengde afkomst. Omdat hun vader hen nooit erkende, groeiden Arto en zijn broers en zussen op als Chinezen. Het boek schetst het beeld van een omgeving waar nauwelijks ruimte is voor gevoelens of affectie. Hard zijn om te kunnen overleven was het credo. Om dat te bereiken, werd tijdens de opvoeding gretig de zweep gehanteerd. Huidskleur was nog zoiets. Dat was in het koloniale Indië zeer bepalend voor je levenslot. Hoe lichter de teint, hoe hoger de positie op de sociale ladder. Arto wist zijn donkere huidskleur te compenseren met kracht.
In een samenleving die je leert vechten om te overleven, geldt het leger veelal als een nobel carrièrepad. Zo ook voor Arto. Hij sloot zich aan bij de Nederlandse mariniersbrigade De Vuurvlieg en ontpopte zich al snel tot een onverschrokken strijdkracht. Wie een prettig verhaal zoekt voor het slapengaan, kan De tolk van Java maar beter links laten liggen. Birney draait zijn hand niet om voor ruim 500 pagina’s aan geweldsexcessen. Sommige lezers zullen zich wellicht niet kunnen ontworstelen aan de indruk van geweldsverheerlijking. Toch schetsen dergelijke passages wel degelijk de bittere realiteit ten tijde van de Bersiap-periode.
Als Arto terugkeert van het strijdveld ontdekt zijn familie dat hij in een gewetenloze gevechtsmachine is veranderd. Zijn moeder kan hem er nog maar net van weerhouden om zijn tweejarige half-Japanse nichtje te doden. Ook zijn broer Karel maakt mee hoe Arto zich uitleeft op een Chinese man. Als hij begint over te geven bij het zien van al het bloed, zegt Arto op sarcastische toon: “Ik begrijp niet dat je zo moet kotsen van al dat bloed. Vroeger heb je mij zo hard geslagen dat ik bloedde uit mijn mond en neus. Toen heb je nooit gekotst. Dat verwondert mij, broer.” Daarna biedt hij aan om samen een biertje te gaan drinken.
“Probeer mens te blijven”
Bij de Nederlandse mariniers wordt hij vereerd als een held die zijn leven heeft ingezet voor het vaderland. Als de oorlog ten einde is, ontvangt hij een afscheidsbrief van operatie De Vuurvlieg. “Probeer, waar je ook moge zijn en onder welke omstandigheden ook, mens te blijven”, zo drukt de commandant hem op het hart. Dat blijkt echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Je kunt een mens wel uit de oorlog halen, maar hoe krijg je de oorlog uit een mens?
Ook na de oorlog kan Arto het vechten niet laten. Samen met zijn krijgsmakkers pleegt hij een reeks raids en overvallen. Zijn moeder is geschokt: “Arto, Arto, wanneer houd je nu eindelijk eens op met het doden van mensen? Ik ben gewoon bang voor je geworden.” In de hoop dat Arto toch nog een normaal leven zal leiden, drukt zijn moeder hem op het hart om naar Nederland te gaan. Maar voordat het zover is, wordt Arto eerst nog opgeroepen met het verzoek om de Indonesische nationaliteit te aanvaarden. Arto zweert echter trouw aan de Nederlandse koningin. Bij het afscheid zegt zijn broer Jakob: “Ik heb jou in je jeugd rot behandeld, maar daardoor ben je nu een dappere man geworden”.
In Nederland breekt de lente aan, maar Arto heeft geen idee wat lente is. Eenmaal aangeland op Hollandse bodem zoekt hij zijn Brabantse correspondentievriendin op. Uiteindelijk trouwen ze en krijgen ze vier kinderen; twee zonen en twee dochters. Het Kamerolifantje toont weinig interesse in zijn geschiedenis. Liever kijkt ze naar geestdodende programma’s op de televisie, terwijl Arto achter zijn schrijfmachine zijn verhaal zit uit te tikken. De oorlog blijft hem achtervolgen. Niet alleen op papier, maar ook in de opvoeding van zijn kinderen. Arto kan het niet laten om oorlogskampje te spelen. Later zal Alan zich herinneren dat zijn moeder zijn vader een sadist noemde: “Een kind voor de lol boven een ravijn laten bungelen, in Indonesië, of over de reling hangen van een balkon in Nederland.”
Het advies van De Vuurvlieg ten spijt: menselijkheid blijft voor Arto een moeilijke opgave. Na zijn scheiding stort Arto zich in een eindeloze reeks liefdesaffaires. Hij kiest minnaressen uit wel twintig verschillende landen, waardoor hij evenzoveel talen aanleert. Zijn naam heeft hij in Indonesië laten veranderen in Noland. Met die extra ‘d’ wil hij afstand nemen van de koloniaal gezinde Indo-Europeanen. Wat hij zich echter niet realiseert is dat de naam Noland duidt op een man zonder land.
Desillusie
De naam Noland is exemplarisch voor de grote desillusie die Arto’s leven doortrekt. Het Beloofde Land blijkt een kille, grauwe en ongastvrije plaats te zijn. De oranje zeepbel is uiteengespat, maar Arto wil het niet erkennen. Liever klampt hij zich vast aan het staatsieportret van koningin Wilhelmina boven zijn bed. Ook in Spanje wil hij nog altijd met de Nederlandse driekleur over zijn kist worden begraven. Zoals liefde zich niets aantrekt van de oorlog, zo trekt Arto’s droombeeld zich niets aan van de realiteit. Maar misschien is het ook te confronterend om littekens op je rug te dragen voor een land dat niet op jou zit te wachten.
Zowel Alan als zijn broer Phil en zijn zussen Mil en Nana blijven achter met de schimmen van het verleden. Zo vreest Nana, de jongste dochter, dat de geest van haar vader haar zal lastigvallen. Zus Mil cirkelt “als een aasgier boven de zich voortslepende gedaante van de lamme Arend in de woestijn van zijn eenzaamheid”. Ze houdt iedereen bij haar vader weg. Broer Phil is al dertig jaar verslaafd aan de heroïne en kan alle Nederlandse gevangenissen uittekenen. Alan concludeert: “Het is hem aardig gelukt om zijn kroost angstig of wereldvreemd te maken”.
Onder de Javaanse tropenzon was de Arend een onverschrokken strijdkracht. Hij verachtte de dood en achtervolgde zijn vijanden tot het bittere eind. Het leven had hem geleerd om te vechten, maar niet om mens te zijn. “Wie haat, moet zijn afkomst niet verloochenen,” schrijft Alan. “De Arend was een lafaard. Hij is voor ons gevlucht, voor zijn bloedeigen zonen. Ja, én voor de regen, de kou, de wind en de kilte van dit gezellige Holland”.
Ook zestig jaar na de oorlog slaagt De Arend er niet in om haat te vertalen naar liefde. Het geweld heeft hem zodanig ontmenselijkt dat hij niet kan overleven in een wereld van vrede. Uitgerekend op zijn tachtigste verjaardag vindt zijn werkster hem op de vloer van zijn appartement in de Spaanse badplaats Málaga. Zelfdoding? Sommige vragen zullen wel altijd onbeantwoord blijven.
Vermoeide brug
Met de dood van de tolk van Java komt er een einde aan het oorlogstrauma van de familie Noland. Alan ontwaakt in een wereld zonder nachtmerries, waar hij niemand meer heeft om te haten. “Lang heb ik als een gek zijn waanzin bevochten. Nu ben ik als een vermoeide brug die zich over een verleden buigt zonder zijn eigen spiegelbeeld in het water te zien. Ik vecht niet langer, ik hou ermee op.”
Een eigen land zal voor altijd een illusie blijven. Wel heeft Alan Noland zijn gitaar, een vreedzaam wapen in de strijd van het leven.
Een eigen land zal voor altijd een illusie blijven. Wel heeft Alan Noland zijn gitaar, een vreedzaam wapen in de strijd van het leven.

A
lfred Birney, De Tolk van Java, uitgeverij De Geus, tiende druk juli 2017. Prijs EUR 19,99.
lfred Birney, De Tolk van Java, uitgeverij De Geus, tiende druk juli 2017. Prijs EUR 19,99.
Reacties
Een reactie posten